Het koninklijk besluit van 28 november 1969 is een belangrijk stukje wetgeving voor de toepassing van de sociale zekerheid. Het bepaalt wie onderworpen is aan de sociale zekerheid en vooral, wat als loon beschouwd moet worden.
Voor de toepassing van de sociale zekerheid is zowat alles wat de werkgever aan de werknemer betaalt, een vorm van loon. In artikel 19 vinden we een lijst van vergoedingen die volgens het algemene principe als loon zouden gezien worden zoals vakantiegeld, ecocheques, maaltijdcheques, enz. Maar bij elk van die bepalingen lezen we ook onder welke voorwaarden de vergoeding toch niet als loon zal beschouwd worden (en er dus ook geen sociale zekerheid verschuldigd is).
Artikel 19 zelf regelt de sociale zekerheid voor vakantiegeld. Daarna hebben we maaltijdcheques (19bis), sport- en cultuurcheques (19ter) en ecocheques (19quarter). Daar komt nu dus een vijfde bijzondere regeling bij: de consumptiecheques (19quinquies).
Consumptiecheques zijn in principe dus loon maar de vrijstelling is mogelijk. Voor die vrijstelling moeten niet minder dan 8 voorwaarden vervuld worden.
De cheque mag niet worden verleend ter vervanging of ter omzetting van loon, premies, voordelen in natura of van enig ander voordeel of van een aanvulling bij het voorgaande, dat al dan niet bijdrageplichtig is voor de sociale zekerheid. Met deze voorwaarde wil de regering vermijden dat de vrijstelling een kost zou betekenen voor de RSZ. Nu heeft het extra loon geen impact op de opbrengsten uit de RSZ-bijdragen: niet positief, maar ook niet negatief;
De toekenning van de cheque moet vervat zijn in een cao op het niveau van de sector of de onderneming. Als dat niet mogelijk is, dan kan de consumptiecheque ook via een individuele overeenkomst toegekend worden;
De waarde van de een cheque mag niet meer bedragen dan 10 euro en de werkgever mag een werknemer maximaal 300 euro aan cheques toekennen;
De achtste en laatste voorwaarde betreft de aanwendingsmogelijkheden van de cheque. Die kan namelijk enkel besteed worden bij in de horecasector, in de (erkende) culturele sector of in erkende sportverenigingen. De cheques kunnen ook worden gebruikt in kleinhandelszaken die tijdens de lockdown verplicht langer dan één maand gesloten waren.
Bijzonder is wel dat iedereen die de hoger opgesomde voorwaarden respecteert de consumptiecheque kan uitgeven. Het hoeft dus niet noodzakelijk te gaan om een werkgever. Ook een lokaal bestuur kan de cheques uitgeven en in dat geval is het zelfs mogelijk om de besteding van de cheques geografisch te beperken (lees: enkel geldig in eigen stad).
Ook fiscaal is de consumptiecheque helemaal geregeld: de Corona III-wet, een wet die allerlei fiscale bepalingen bevat voor de relance van onze economie, voorziet een vrijstelling personenbelasting voor wie de cheque krijgt.
Sterker nog: de onderneming die de cheque aan zijn personeel geeft, kan de kost van de consumptiecheque wel degelijk aftrekken.